Mijn afstudeerscriptie filosofie: Een wetenschapsfilosofische kijk op economie.
De economie is een relatief jonge wetenschap. In tegenstelling tot enkele prominente natuurwetenschappen heeft zij nog geen gevestigde kern van theorieën die door alle economen zonder bedenkingen geaccepteerd wordt. Ondanks de interne strubbelingen heeft de economische wetenschap zich inmiddels een tamelijk comfortabele positie verworven als gezaghebbende sociale wetenschap. Als vanzelf komt dan de vraag op in hoeverre deze invloedrijkheid gerechtvaardigd is. Wat is de reikwijdte van de economische wetenschap? In hoeverre kan zij de zinvolle en legitieme uitspraken doen die van haar verwacht worden door burgers en beleidsmakers? Mogen we vertrouwen stellen in een wetenschap die nog niet zeker van zichzelf lijkt?
Eén manier om de reikwijdte van economische wetenschap af te tasten, is haar bedrijven. In het formuleren en toetsen van economische theorieën worden vanzelf de beperkingen en tekortkomingen van deze theorieën duidelijk, en daarmee van de economische wetenschap als geheel. De beste stuurlui bevinden zich nu eenmaal niet aan wal. Toch kan het geen kwaad van tijd tot tijd wat meer distantie te betrachten. In het kader van mijn studie Algemene Economie heb ik in de scriptie Beweging aan de Grenzen de economische wetenschap en haar beperkingen van binnenuit onderzocht. In deze scriptie wil ik nu dezelfde wetenschap beschouwen vanuit een wetenschapsfilosofische invalshoek. De vraag die ik daartoe in deze scriptie stel is in hoeverre de hedendaagse algemene wetenschapsfilosofie behulpzaam kan zijn bij het aftasten van de grenzen van de economische wetenschap.
De laatste decennia wordt de algemene wetenschapsfilosofie gedomineerd door het wetenschappelijk realisme. Deze visie op wetenschap, haar beoefening en de status van de kennis die ze oplevert wordt belaagd door het constructief empirisme van Bas van Fraassen. Het empirisme zet vraagtekens bij het vertrouwen dat het wetenschappelijk realisme in wetenschap stelt. Van Fraassen meent dat slechts over wat observeerbaar is epistemologisch gerechtvaardigde kennis mogelijk is. Hij pleit voor agnosticisme ten aanzien van uitspraken over het onobserveerbare.
Aanhangers van het wetenschappelijk realisme hebben zich niet zonder slag of stoot laten beroven van hun ruimhartig epistemologisch vertrouwen. In de jaren tachtig en negentig heeft zich een breed en interessant debat afgespeeld waarin zwakke punten van beide filosofieën naar voren zijn gekomen. In deze scriptie wil ik de verbinding tussen algemene wetenschapsfilosofie en economische wetenschap leggen door wetenschappelijk-realistische en constructief-empiristische perspectieven op de economische wetenschap te ontwikkelen. Ik hoop hieruit implicaties af te kunnen leiden voor de status en reikwijdte van de economische wetenschap.