De flexibiliteit van een eigen valuta wordt node gemist door eurolanden in de problemen. Paul de Grauwe laat zien wat de voordelen zijn van een eigen munt:
Als markten het vertrouwen verliezen in de overheid, verkopen ze staatsobligaties. Heeft dat land, bijv. het VK, zijn eigen munt, dan blijft de geldhoeveelheid gelijk. Want deze investeerders halen hun geld weg uit het VK, maar (mits de centrale bank niet ingrijpt in de wisselkoers) anderen kopen deze ponden weer. De wisselkoers is het evenwichtsherstellend mechanisme, en de binnenlandse geldhoeveelheid blijft gelijk.
Dit is anders in een muntunie: Als men het vertrouwen in Spanje verliest, stroomt kapitaal uit Spanje. Er is geen corrigerend mechanisme en Spanje komt in liquiditeitsproblemen. In het VK blijven die liquiditeitsproblemen uit: de correctie voltrekt zich op de valutamarkt, niet op de staatsobligatiemarkt.
Een tweede voordeel van de eigen munt is dat depreciatie leidt tot verbetering van de concurrentiepositie en zo de economie ondersteunt.
Dit betekent dat in een muntunie de werking van automatische stabilisatoren gehinderd wordt. In een land met eigen munt kan een verslechterende begroting leiden tot een vertrouwenscrisis, die via depreciatie stabiliserend werkt. In een muntunie leidt een verslechterende begroting tot een vertrouwenscrisis, die juist destabiliserend werkt en om extra bezuinigingen vraagt, wat de zaak alleen maar verergert.